Wanneer een gas door een leiding stroomt, resulteert dat in drukverliezen. Die drukverliezen hebben verschillende oorzaken en kunnen worden onderverdeeld in lineaire drukverliezen, plaatselijke drukverliezen en drukverliezen te wijten aan hoogteverschillen. De som van die drie geeft ons het effectieve drukverlies.

Om het drukverlies te berekenen, moet je eerst uitzoeken welk toestel het meest benadeeld is en nadien de diameters van de binnenleidingen bepalen. De formule die daarbij gebruikt wordt, is bijna identiek aan die voor aardgas, op de berekening van de hoogteverschillen na. Bij aardgas is er bij het naar boven gaan van de leidingen drukwinst en bij het dalen van de leidingen drukverlies. Bij propaan is het omgekeerd, naar boven betekent drukverlies en naar beneden betekent drukwinst.

Vanwaar dat verschil? Aardgas is lichter dan lucht en stijgt dus. Propaan is zwaarder dan lucht en zal dus zakken.

N.B: In een lagedrukbinnenleiding mag het effectief drukverlies tussen de uitgang van de 2de-trapkast en de stopkraan van ieder verbruikstoestel niet groter zijn dan 1mbar als alle toestellen gelijktijdig  in werking zijn op hun nominaal vermogen.