Overslaan en naar de inhoud gaan

5 belangrijke verschillen tussen aardgasinstallaties en propaangasinstallaties

In heel wat regio’s in België ligt er geen aardgas. Consumenten moeten dan op zoek gaan naar een alternatief. Propaangas is zo’n alternatief: het biedt exact dezelfde voordelen als aardgas, maar er zijn verschillen tussen propaan- en aardgasinstallaties? We zetten alvast 5 belangrijke verschillen op een rijtje:

1. Propaangas is zwaarder dan lucht, aardgas lichter 

De relatieve dichtheid van propaangas tegenover lucht is 1,56: propaangas is dus zwaarder dan lucht. Bij een lek zal het zich ophopen in de laagste punten zoals een kelder, rioolputten, enz. Daardoor zijn er specifieke maatregelen van toepassing voor propaangasinstallaties. Die worden opgenomen in de norm NBN D51-006 voor propaangasinstallaties.

Aardgas daarentegen is lichter dan lucht. De relatieve dichtheid tegenover lucht is 0,63. Bijgevolg zal aardgas bij een lek altijd stijgen. De norm voor aardgasinstallaties binnen is de norm NBN D51-003.

2. Propaangas wordt opgeslagen in een tank, aardgas niet

Propaangas wordt gestockeerd op de plaats waar het gebruikt wordt. Dat wordt onder vloeibare vorm gedaan in een opslagrecipiënt (een tank of een fles). Propaangas is daardoor overal beschikbaar, zelfs als er geen aardgasnetwerk aanwezig is. Voor aardgas is er geen opslagrecipiënt nodig, maar enkel een aansluiting op het aardgasnetwerk. Het product is dus enkel beschikbaar daar waar er een aardgasnetwerk ligt.

3. Een netwerk op propaangas is overal mogelijk, een netwerk op aardgas niet

Een netwerk op propaangas, bijvoorbeeld voor een multiresidentiële woning met aparte gasmeters per woning, is overal mogelijk, zelfs als er geen aardgas in de buurt is. Bij aardgas is dat niet het geval; daar moet er een aardgasnetwerk aanwezig zijn.

4. De binneninstallatie verschilt

Bij propaangas begint de binneninstallatie (leidingwerk, gebruikstoestellen en accessoires) bij de uitgang van de dienstkraan op de gastank of de fles. Een gedeelte van de binnenleiding kan zich dus buiten het gebouw bevinden. De binneninstallatie voor aardgas begint bij de uitgang van de gasmeter.

5. Bij propaangas is gasontspanning nodig, bij aardgas niet.

De gasdruk in de propaangastank is ongeveer 6,5 bar bij een temperatuur van 15 °C. Men behaalt de maximale toegelaten uitgangsdruk van 1,5 bar voor huishoudelijke installaties door een eerstetrapsdrukregelaar (voorontspanner) aan de uitgang van de dienstkraan te monteren. Als bijkomende beveiliging plaatst men een drukbegrenzer rechtstreeks op de uitgang van de eerstetrapsdrukregelaar. Gasontspanning is niet van toepassing op aardgas.