Overslaan en naar de inhoud gaan
Algemene bepalingen

Het PLT-buissysteem

Met de derde uitgave van de NBN D51-006 die sinds 27 maart 2017 van kracht is, is het gebruik van het PLT-buissysteem conform NBN EN 15266 ook toegelaten voor propaan- en butaangas in ontspannen toestand tot een maximale werkdruk ≤ 0,5 bar.

PLT-buissysteem 

Het PLT-buissysteem bestaat uit roestvast stalen gegolfde buizen die gemakkelijk een beperkt aantal keren met de hand kunnen worden geplooid. Deze plooibare buizen zijn steeds door de fabrikant bekleed met een buitenlaag.

De buizen worden altijd gebruikt samen met de door de fabrikant voorgeschreven materialen. Buizen en fittingen van verschillende fabrikanten zijn onderling niet omwisselbaar en mogen in geen geval samen worden verbonden.

Na het uitvoeren van de dichtheidstest moet elke fitting worden geïsoleerd met een door de fabrikant aanbevolen autovulkaniserende wikkelband of thermokrimpkous. Dat is noodzakelijk om het indringen van vocht tussen de kunststof mantel en de corrosievrije stalen plooibare gegolfde buis te voorkomen en om het onmogelijk te maken voor onbevoegden om de fitting los te maken.

Algemene richtlijnen

Het PLT-buissysteem mag enkel gebruikt worden voor propaan- en butaaninstallaties waarvan de maximale werkingsdruk (MOP) ≤ 0,5 bar. Dat impliceert dat het buissysteem enkel toegelaten is voor het leidingdeel na het punt van tweede ontspanning of m.a.w. stroomafwaarts van de gemeenschappelijke tweedetrapsontspanner of de gecombineerde drukregelaar (UPSO-OPSO).

PLT-buizen moeten, indien ze worden ingewerkt in de muur of ondervloer, net zoals koperen buizen mechanisch worden beschermd door staal van minstens 2 mm dikte. De mechanische bescherming is steeds tegen corrosievrij. Daarnaast dient een PLT-buis buiten het gebouw ook steeds te worden voorzien van een mechanische bescherming tot op 40 cm boven en 20 cm onder het maaiveld. Dat is eveneens het geval bij een koperen buis.

Een PLT-buis is slechts een beperkt aantal keren plooibaar. Daardoor is ze niet geschikt als alternatief voor de elastomeren slang voor het aansluiten van verbruikstoestellen. Het PLT-buissysteem mag dus nooit stroomafwaarts van de stopkraan van een verbruikstoestel worden toegepast.

Aangezien het PLT-buissysteem steeds in de fabriek wordt voorzien van een buitenlaag en de verbindingen met de door de fabrikant voorgeschreven autovulkaniserende wikkelband of thermokrimpkous moeten worden bekleed, is er geen bijkomende corrosiebescherming nodig.

 

Het PLT-buissysteem wordt beschouwd als vaste leiding en moet dus steeds ondersteund worden door:

  • metalen beugels zoals hier rechts bepaald en ter hoogte van elke afsluitkraan, elke richtingsverandering of T-stuk en bij expansievoorzieningen (compensatoren) 

OF

  • een kabelbaan, kabelladder of installatiekanaal aangepast aan het gewicht en de kromtestraal van de PLT-buizen. Daarvoor mogen naast metalen beugels eveneens kunststof beugels of strips worden gebruikt. De PLT-buizen die op deze manier worden bevestigd, mogen bundels vormen zonder onderlinge afstand.
Image

Montage en installatie-instructies

De fabrikant van het PLT-buissysteem moet de verbindingsprocedure leveren die minstens volgende elementen bevat:

  • Instructies om te controleren dat de verschillende componenten van het PLT-buissysteem volgens de aanbevelingen van de fabrikant aan elkaar zijn aangepast;
  • Een lijst en beschrijving van het PLT-buissysteem en haar fittingen waaronder ook de overgangsfittingen naar andere uitrustingen en leidingen;
  • De montage-instructies van de samenstellende delen van het PLT- buissysteem;
  • De procedure voor het uitvoeren van herstellingen;
  • De methode om het drukverlies in het PLT-buissysteem te bepalen.

De instructies van de fabrikant en de instructies van de norm NBN EN 15266 dienen steeds strikt gevolgd te worden.

Daarnaast is het ook belangrijk dat de flux voor het hardsolderen van een overgangsfitting PLT/koper niet in contact komt met de PLT-buizen. De flux veroorzaakt immers een versnelde corrosie van het roestvast staal.